-
1 développement
développement [deevlopmã]〈m.〉5 (het) uitpakken ⇒ (het) uitvouwen, (het) ontrollen♦voorbeelden:1. m1) ontwikkeling, groei3) (het) ontwikkelen [film]5) versnelling [fiets]2. développementsm pl -
2 déploiement
déploiement [deeplwaamã]〈m.〉1 (het) uitvouwen ⇒ (het) uitslaan, (het) ontvouwen3 vertoon♦voorbeelden: -
3 break
n. onderbreking; doorbraak; pauze; inbraak; kans; wijziging; (in computers) overbrugging, stoppen en starten van een nieuw deel in een document--------v. breken; stuk slaan; verbreken; inbreken; stoppen, aflastenbreak1[ breek]♦voorbeelden:there was a break in the weather • het weer sloeg omwithout a break • onophoudelijk, zonder te stoppen4 bad break • pech, tegenvallerlucky break • geluk, meevallergive someone a break • iemand een kans geven (om zichzelf te bewijzen), iemand een plezier doen→ clean clean/♦voorbeelden:2 break of day • dageraad, ochtendgloren————————break23 pauzeren♦voorbeelden:his voice broke • hij kreeg de baard in zijn keelthe box broke open • de doos barstte open2 break free/loose • ontsnappen, losbreken4 the frost broke • het hield op met vriezen, het ging dooienbreak into a gallop • plotseling gaan galopperenbreak forth • uitbarsten, losbarsten 〈 in woede〉break into a tenner • een briefje van tien aanbrekenthis extra work breaks into my evenings • dit extra werk slokt mijn avonden opbreak over • overheen golven, overheen spoelen→ break away break away/, break down break down/, break in break in/, break off break off/, break out break out/, break through break through/, break up break up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 break a blow • een klap opvangen/brekenbreak camp • het kamp opbrekenbreak cover • uit de schuilplaats komenbreak someone of a habit • iemand een gewoonte aflerenbreak the law • de wet overtreden/brekenbreak a path/way • een weg banenbreak prison/jail • uitbrekenbreak a record • een record verbeteren/brekenbreak a strike • een staking breken -
4 uitslaan
2 [door slaan uitdrijven] drive/knock out3 [door slaan verwijderen] beat/strike out4 [zuiveren] shake/beat out6 [pletten] hammer/beat (out)7 [uiten] utter, talk8 [buiten het speelveld slaan] strike/hit out♦voorbeelden:3 het stof uitslaan • beat/shake out the dust1 [naar buiten komen] break/burst out♦voorbeelden:1 een uitslaande brand • a blaze/conflagration -
5 раскрыть
vgener. (зонт) opsteken, uitvouwen, het masker afdoen -
6 раскрыть
vgener. (зонт) opsteken, uitvouwen, het masker afdoen -
7 uitslaan
1 [van zich af slaan] étendre2 [door slaan uitdrijven] faire sortir (par des coups)4 [uitvouwen] déplier5 [uiten] débiter♦voorbeelden:flink de benen uitslaan • bien allonger les jambes2 iemand een tand uitslaan • casser une dent à qn.het stof uitslaan • secouer la poussièreeen stofdoek uitslaan • secouer un chiffoneen deuk uitslaan • redresser une tôle cabosséez'n service uitslaan • manquer son service→ link=vleugel vleugel1 [naar buiten komen] jaillir2 [bedekt worden met vocht] suinter3 [bedekt worden met schimmel] moisir4 [m.b.t. wijzers] dévier♦voorbeelden:de vlammen slaan uit • les flammes jaillissent
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский